De nevelvrouw

Er was eens een jonge vrouw die zoveel levenslust had, dat anderen er schande van spraken. Haar voeten juichten bij iedere stap die ze zette, haar stem zong bij elk woord dat ze sprak en ze straalde. Ze straalde van een levenslust die ze niet mocht hebben. De mensen spraken er schande van en ze spraken haar vader erop aan. ‘Het leven is niet bedoeld om te dansen en plezier te maken’, zeiden ze. ‘Het leven is bedoeld om hard te werken, geld te verdienen en een huis te bouwen. Jouw dochter is een slecht voorbeeld voor onze kinderen. We willen dat je haar tot de orde roept.’ De vader riep de jonge vrouw bij zich en vertelde haar dat ze zich moest gedragen zoals iedereen dat deed. ‘Geen tijd om te dansen’, zei hij, ‘geen ruimte om af te wijken van het pad van de voorouders en de wil van de goden’. De jonge vrouw deed in de weken daarna hard haar best maar hoe graag ze haar vader ook wilde plezieren, het lukte niet. En dus brak de dag aan waarop ze opnieuw bij haar vader werd geroepen en hij haar opdroeg om het veld in te trekken en haar levenslust te begraven. Zou zij niet doen wat hij haar opdroeg, dan zou hij geen andere keuze hebben dan haar te doden en te offeren. De goden en de voorouders zouden immers boos worden over zo’n onwillige dochter.

Zonder dat ze het zich bewust was, begonnen haar voeten weer huppelpasjes te maken

De jonge vrouw was zo bang voor de dood en de toorn van de goden dat ze deed wat haar vader haar had opgedragen. Ze trok het veld in om een goede plek te zoeken om haar levenslust te begraven. Het was een prachtige dag, boven haar hoofd scheen de zon, in de lucht zongen vogels en in het veld bloeiden bloemen. Zonder dat ze het zich bewust was, begonnen haar voeten weer huppelpasjes te maken en terwijl ze dat deden voelde de jonge vrouw hoe haar pad overging in een oud spoor. Ze besloot dat dit het pad van haar voorouders was dat ze van haar vader moest volgen, trok tussen dode en omgehakte bomen door en kwam uiteindelijk bij een aantal heuvels uit. Ze voelde dat dit de plek was waar haar voorouders woonden en ze meende bovendien een teken te zien in een omgevallen boom die tussen twee heuvels lag. Hier moest ze haar levenslust begraven, de boom had immers ruimte gemaakt in de grond. Voordat ze dat ging doen, wilde ze echter nog één keer van het leven genieten. De jonge vrouw zette zich op één van de heuvels, hoorde hoe prachtig de vogels zongen, snoof de heerlijke geur op van de natuur en sloot haar ogen om haar ziel te laten zingen.

De jonge vrouw was nieuwsgierig en hoewel ze ook bang was, besloot ze dat angst geen enkele zin had

Toen ze weer ophield met zingen, voelde ze naast zich iets bewegen. Voorzichtig draaide ze haar hoofd opzij en zo kon ze zien hoe uit de heuvel nevelige slierten opstegen. Witte flarden die zich dansend voegden tot een menselijke gedaante, een prachtige vrouw, met lange haren en een wit gewaad. De jonge vrouw was nieuwsgierig en hoewel ze ook bang was, besloot ze dat angst geen enkele zin had. Ze was immers gekomen om haar levenslust te begraven en meer dan dat had ze niet te verliezen. ‘Wie bent u’, vroeg ze daarom aan de witte vrouw naast haar. ‘Ik ben de Nevelvrouw’, zei de witte gedaante. ‘Veel mensen zijn bang voor mij, omdat ze in mij de dood denken te zien. Terwijl ik eigenlijk het leven ben. Wat kom je doen mijn dochter?’ ‘Ik kom mijn levenslust begraven’, zei de jonge vrouw. ‘Ik zing en dans zo graag en ik trek graag vrij door het leven, maar het leven is daarvoor niet bedoeld en als ik het blijf doen zal mijn vader mij moeten doden en offeren om de goden en mijn voorouders gunstig te stemmen.’ ‘En wat is dan dood’, zei de Nevelvrouw. ‘De mens vergeet dat levenslust het grote verschil maakt tussen leven en dood. Iedere avond stijg ik op uit de dood, om te dansen en te zingen, om de aarde te laten trillen, om het leven te vieren. Als jij je levenslust begraaft, ben je dood in het leven. Ik ben levend in de dood, een heel verschil.’ De Nevelvrouw bewoog met haar handen in de lucht, als in een trage dansbeweging, daarna streelde ze met haar handen over de jonge vrouw. ‘Ik ben jouw voorouder”, zei ze. ‘Ooit was er een tijd waarin ieder deed waarin zij goed was. Ik was goed in dansen, zingen en trommelen, ik kon de lucht in trilling brengen en mensen laten voelen dat ze leefden. Ik vraag je: volg mijn pad, doe waar je goed in bent, dat is het grootste geschenk dat je de goden kunt geven.’ Daarna leek het alsof de Nevelvrouw iets uit de heuvel trok. Een trommel die ze in de handen van de jonge vrouw legde. ‘Dit is mijn erfenis voor jou’, zei ze. Speel erop, breng de lucht in trilling, sla het ritme van het leven. Zing, dans, leef.’ En terwijl de Nevelvrouw verdween, begon de jonge vrouw op de trommel te spelen. Eerst voorzichtig, tot ze voelde dat ook haar levenslust mee ging doen en haar handen het ritme van het leven vonden. In de verte zag ze haar vader naderen. Zingend en trommelend daagde ze hem uit, maar hij bleef staan. Hij zag dat levenslust het sterkst was.

© Marlijn Nijboer Foto: Erik Wilde op Flickr