Eigenschappen. Wat doe je waar?

Ik heb mij als puber vaak afgevraagd wat je als mens toch moet met alle ‘slechte’ eigenschappen die je hebt. Dat heeft me behoorlijk bezig gehouden. Van gedachtes “dat God per abuis het verkeerde in mijn rugzak gestopt had” tot “er is vast iets mis met mij”. Wat ik toen nog niet zag is dat iedere eigenschap twee kanten heeft. Het is niet die eigenschap an sich. Integendeel.

Wat doe je waar?

Trouw zijn, beschouwen we als een goede eigenschap. Maar wanneer dat inhoud dat je je ex-partner gaat stalken dan zien we dat weer niet als goed. Het is niet het hebben van die eigenschap dat uitmaakt, maar wat je er waar me doet. Je kunt ervoor kiezen een eigenschap af te leren (en ik vraag me sterk af of dat überhaupt mogelijk is), of je kunt een eigenschap onderzoeken. Wat is de voor en achterkant van je eigenschap? Wat is de voor en achterkant van trouw? Wat is de schaduwkant wat is de lichtkant? Waar is je eigenschap wenselijk en waar niet?

Ik kon mijn vroeger slecht concentreren… althans dat was het stempel dat mijn basisschool mij gaf. In de klas keek ik veel uit het raam. Als er een wolk passeerde dan dacht ik: “Daar gaat zo’n 10.000 liter water. Dat is zo’n 10.000 kg. Waarom valt dat niet naar beneden?”

Mijn docenten zagen een jongen die zich niet kon concentreren. Ik zag een jongen die nieuwsgierig was. En die nieuwsgierigheid was zo sterk, daar moest ik iets mee. Anders zou ik in de problemen komen. Dus wat mij te doen stond was niet aan die concentratie gaan sleutelen! Nee die nieuwsgierigheid, die moest serieus genomen worden!

Op naar de tv

Voor mijn eerste baan solliciteerde ik bij het televisie programma Het Klokhuis. Omdat ik als redacteur overal mijn neus in zou mogen steken. Afleveringen maken over alles waar ik nieuwsgierig naar ben, dat zag ik wel zitten.

Ik schreef een sollicitatiebrief en kreeg diezelfde week nog een standaardafwijzing. “Waarom moet het bij jou dan ook altijd ook groot?” zei een toenmalig huisgenote tegen me. “Solliciteer toch gewoon bij TV Gelderland.” Ze begreep er niets van. Nee, dat was geen optie.

Dus ik toog met mijn afwijzing naar Hillywood (zo noemen ze Hilversum wel eens) en zocht de eindredacteur op. Die wilde me ontvangen en ik kreeg thee (ik hield toen nog niet van koffie). Dat gesprek liep hélemaal niet zoals ik wilde. Hij zei: “Er is geen plek. Er zal geen plek komen. En ik moest niet denken dat ie er wel zou komen.” In gedachten zag ik mijzelf moedeloos het gebouw uit strompelen, zoals cowboys hun gebied verlaten nadat ze vogelvrij verklaard zijn. Was ik hiervoor naar Hilversum gekomen? Plots zei ik: “Ik heb dertig ideeën voor afleveringen”. Dat was niet waar… Maar de gedachte met lege handen weer naar huis te gaan was ondraaglijk. Hij zou ze vast niet alle dertig willen horen. Tot tien kon ik wel komen.

De eindredacteur vroeg tot mijn stomme verbazing niet om voorbeelden. “Zet ze maar op papier, dan zal ik er naar kijken”.

Een paar maanden later was ik onderdeel van de redactie. Dat ben ik tweeënhalf jaar met heel veel plezier geweest. Die jongen die zich zo slecht kon concentreren… en nu ook nog bleek te kunnen liegen.

Een bijdrage van Jasper Jobse, Foto: Cloud Gate, Chicago van Anish Kapoor gefotografeerd door Bert K, Flickr