Een nieuw begin

Hij wist dat de tijd was gekomen. Hij zag het aan de dorre bladeren aan zijn voet. Hij zag het aan de afgebroken dode takken. En hij voelde het aan zijn wortels. Hij herinnerde zich hoe het ooit was geweest; het gevoel van heen en weer stromen van voedsel en energie, het gevoel van vastigheid, staan, grijpen in de vochtige aarde. En ook het gevoel van later; de onbeweeglijkheid, de belemmering, verankerd, als gegoten in een blok beton. Hij had het ervaren als vanzelfsprekend, hij had het vervloekt en verworpen, hij had het geaccepteerd en geëerd. En nu niets, alleen het weten dat het was geweest…

Hij wachtte op wat komen zou en kon zich er niets bij voorstellen. Er was het verlangen als een smeulend vuur in zijn binnenste, maar ook was er de angst, de vreselijke angst.

Toen ze verschenen voelde hij zich opgelucht, keerde zich in zichzelf en ervoer wat er met hem gebeurde als in een roes. Het klappen van de bijl, het kreunen en kraken vanuit zijn eigen lijf, het wegblijven van de pijn. En dan het vallen en met het vallen het even loskomen van de grond en een besef van vrijheid…

Genoot ervan, maar voelde zich ook gespleten, verward, verdeeld

Hij werd ontschorst en verdeeld in stukken. En de lengte doorgezaagd en weer en weer. hij werd geschaafd, geschuurd, gewreven. Voelde de aanraking tot diep in zijn nerven. Genoot ervan, maar voelde zich ook gespleten, verward, verdeeld.

Tot stukje bij beetje, als bij een puzzel, er weer eenheid ontstond. Lijm, schroeven, spijkers, ze maakten verbindingen, vlakken, vormen. En hoe meer hij zijn nieuwe vorm kreeg, hoe meer hij de eenheid voelde, het compleet zijn, het opnieuw zichzelf zijn. In hem ontstond een ruimte die hij nog nooit eerder had gevoeld. Gedragen door zijn bodem, omgrensd door zijn huid, was het als een plek om te blijven, beschut en veilig.

Wezens met diep van binnen een smeulend verlangen vullen zijn ruimte

Als hij klaar is, wordt hij opgetild en vervoerd. Hij wordt neergevleid op het water, rank laat hij zich dragen. Wezens met diep van binnen een smeulend verlangen vullen zijn ruimte. Als het zeil in zijn mast wordt gehesen, voelt hij het rukken van de wind, het bewegen van het water en, heel sterk, zijn drang om te gaan.

Het smeulend verlangen wordt opgezweept tot vuur en stuwt hem tot beweging. Hij voelt hoe hij langzaam vaart maakt. Zijn boeg snijdt door het water, het schuim spat op, zijn snelheid neemt toe. Een gevoel van vrijheid overspoelt hem. Hij wil alleen nog maar bewegen, de wezens in hem met zich meevoeren en ze leiden naar nieuwe werelden, nieuwe ervaringen, nieuwe dromen.

Terwijl hij geniet van licht, lucht en beweeglijkheid voelt hij zich veilig. Want aan het roer staat een man, gesneden vanuit hetzelfde hout. eén met zijn vaartuig. Hij bepaalt de koers.

foto: Massmo Relsig