Reeds dagenlang trokken ze door de woestijn. De watervoorraad was flink geslonken en terwijl ze de zon door hun hoofddoeken voelden branden, hunkerden ze naar de koelte van de volgende oase. Naarmate de dag verstreek, verstomden de verhalen. Het beetje energie dat hun nog restte, hadden ze hard nodig voor de uitputtende reis.
Plotseling zag een van hen, hij was de leider en reed daarom voorop, in de verte iets op de grond liggen. Wat het was, was niet meteen te zien. Hij gaf zijn kameel nog één keer de sporen en zag, dichterbij gekomen, de armzalige resten van een ineengezakt menselijk lichaam.