Nieuwsberichten met als sleutelwoord: verwachtingen

Volwassen worden

Volwassen worden. Het klinkt zo eenvoudig. Maar wat is het eigenlijk? Betekent het dat je geen kind meer bent? Dat je iemand anders wordt? Leer je iets af of iets bij?

Word je volwassen omdat je op kamers gaat? Omdat je je eerste vriendje of vriendinnetje krijgt? Omdat je doet zoals je ouders je vertelden dat een volwassene doet? Of omdat je het juist heel anders doet dan je ouders? Scheur je je los van je ouders of maak je je los? Gaat dat met een knal of langzaam? En wie begint dat proces? Het kind of de ouders?

Dit filmpje, dat overladen is met prijzen, geeft een prachtige visie op volwassen worden.

Stilstaand water

Op het station staat een stille trein met dichte deuren. In de trein zitten mensen. Wij staan op het perron en kunnen er niet in. Zij kunnen er niet uit. We willen allemaal naar Haarlem. Een treinreis van amper tien minuten. Wat nu dus niet gaat. Want de trein rijdt niet verder als de deuren het niet doen. Logisch lijkt mij. Ik kijk om me heen en wacht.

Wachten is een uitermate interessant fenomeen vind ik. Stilstaand water waarvan de onderwaterwereld even aan het oppervlak verschijnt. Een schijnbare stilstand, want binnen leeft een wereld vol beweging. Wachtend op een treinstation verdwijnt de illusie en komt het troebele water tot rust. Helder wordt het water. En alles wat rennend en vliegend verstopt blijft, wordt opeens zo helder als glas op een station vol wachtende mensen.

Lees verder

Alles naar wens?

Een rijke man komt te overlijden. Hij reist door de tunnel en aan paar minuten later staat hij bij de poort naar het hiernamaals. De dienstdoende ontvanger vraagt: “Wat kan ik voor je doen?” De rijke man antwoord: “Ik wil de kamer met het mooiste uitzicht, het beste bed en iedere ochtend om 9:00 uur mijn pantoffels, de krant en champagne.” “Ok”, zegt de ontvanger. Linkerrij, even wachten en dan is het binnen een paar minuutjes geregeld (het ambtelijk apparaat daarboven is naar het schijnt er-rug soepel).

Lees verder

Het domein van de talentloze dromers

Iedereen kan alles bereiken, zolang hij er zijn best voor doet. Dat levensmotto heette de American Dream, maar de droom van onbegrensde mogelijkheden is zo langzamerhand mondiaal geworden.

De opmars van die wereldwijd gedeelde droom begon in de jaren zestig, toen de westerse wereld het individualisme omarmde – ‘niemand kan je vertellen wat je moet doen, alleen jij bent verantwoordelijk voor je daden’. En de kinderen van de jaren zestig werden ouders en omdat vrijheid het grootste goed is van de individualist brachten ze hun kinderen één credo boven alle andere bij: alles wat je wilt ligt voor het oprapen, just reach out and grab it. Houdt de fijnbesnaarde zoon van cultuur, dan wordt hij gestimuleerd – dwang is uit den boze – om cultural studies te gaan doen. Een zeldzame opmerking van vader dat met zo’n studie weinig geld te verdienen is, wordt door het kind zelf weggewuifd als burgerlijk geneuzel. Ontplooiing is zoveel belangrijker dan iets ordinairs als geld.

In Vrijheid van Jonathan Franzen staat een passage over de kunstzinnige zussen van hoofdpersoon Patty Berglund. In de autobiografische passage betuigt Patty haar ouders op één punt haar innige dank:
dat ze haar nooit hebben aangemoedigd om Creatief en Kunstzinnig te worden, zoals ze dat bij haar zussen wel altijd deden. Hoezeer het de jonge Patty ook stak dat Joyce en Ray haar maar wat lieten aanmodderen, die veronachtzaming lijkt meer en meer een zegen nu haar zussen allebei in de veertig zijn en moederziel alleen in New York wonen, veel te wereldvreemd en/of verwaand om een relatie van enige duur en inhoud aan te kunnen, en nog altijd afhankelijk van financiële ondersteuning door hun ouders terwijl ze nog steeds, en nog steeds vergeefs, naar het artistieke succes streven dat hun als kind in het vooruitzicht werd gesteld.

De American Dream is alomtegenwoordig in de westerse cultuur. Het is een kernboodschap van alle grote blockbusters van de laatste jaren. Wat is de overeenkomst tussen Harry Potter, Frodo Baggins, Ariadne (het meisje dat in Inception is begiftigd met het talent in andermans dromen te kunnen inbreken) en Mark Zuckerberg (de oprichter van Facebook die in The Social Network wordt geportretteerd)? Dat zij allemaal aan het begin van de film hele gewone stervelingen zijn, maar na verloop van tijd dankzij grote inspanningen in staat blijken te zijn nog grotere prestaties te leveren.

De American Dream is alomtegenwoordig in de westerse cultuur.

Hetzelfde verhaal zit in bijna elke videogame: je begint als nobody, maar met enige investering in je vaardigheden groei je al snel uit tot sportgod, redder van de wereld of rockster. Het is het verhaal dat alle talentenshows ons keer op keer vertellen: een heel normaal persoon, die zomaar besluit mee te doen aan een auditie van SBS6, kan na een felle strijd met zijn rivalen popster en BN’er worden.

De American Dream, dat is ook het succesverhaal van een Marco Borsato, die het sterrendom met het imago van de gewone jongen heeft verenigd. Het ideaal dat iedereen gelijk is en iedereen vrij is om zijn dromen na te streven is er ook de oorzaak van dat hordes mensen op YouTube, blogs en forums hun middelmatige artistieke creaties tentoonspreiden, in de stille, maar meestal luidruchtige hoop opgemerkt te worden. Rond datzelfde ideaal is onlangs zelfs een succesvolle spirituele zelfleer ontstaan. De boodschap van The Secret is dat als je maar gelooft in je eigen succes, je het ook kunt bereiken.

De enige factor die wij, de generatie van de American Dream, niet hebben meegerekend is: talent.

Over talent bestaat een mooi citaat van Aldous Huxley, de schrijver van Brave New World. Huxley schreef in 1933 dat technologische ontwikkelingen, hoge lonen en scholing „een zeer groot publiek hebben geschapen dat kan lezen en leesstof en beeldmateriaal kan aanschaffen”. Volgens de schrijver is echter „het aandeel van de rotzooi in de totale kunstproductie thans groter dan ooit tevoren. Dit is eenvoudig een kwestie van rekenkunde.

In de loop van de vorige eeuw is de bevolking van West-Europa iets meer dan verdubbeld. Het lees- en beeldmateriaal is echter, naar mijn schatting, minstens in een verhouding van één op twintig, misschien ook wel van één op vijftig of zelfs honderd toegenomen. Als een bevolking van x miljoen artistieke talenten heeft, dan zal een bevolking van 2x miljoen waarschijnlijk 2n artistieke talenten bezitten. Welnu, we kunnen de situatie als volgt samenvatten. Tegen één gedrukte pagina met lees- of beeldmateriaal die honderd jaar geleden werd gepubliceerd, publiceert men nu twintig, zo niet honderd pagina’s. Maar tegenover elk talent van vroeger staan er nu slechts twee.” (Aldous Huxley, Beyond the Mexique Bay, A Travellers Journal, vertaling Jules Castier)

Daar valt natuurlijk tegenin te brengen dat door hoge scholing – dat betekende in Huxley’s tijd de revolutionaire ontwikkeling dat ineens de hele bevolking kon lezen en schrijven – ook meer talenten de mogelijkheid krijgen om zich te ontwikkelen. Volgens Huxley was deze toename van potentiële talenten echter onvoldoende om de ongekende groei van de artistieke productie bij te benen. Hoe het ook zij, Huxley zou zijn wenkbrauwen flink hebben gefronst als hij zou horen over de miljoen mensen die anno 2010 in het kleine Nederland volgens onderzoek een roman op de plank hebben liggen. Maar hij zou zich echt rot hebben geschrokken als hij kennis had genomen van een uitvinding genaamd internet.

Dat is het domein waar de talentlozen hun pijnlijk valse Lady Gaga-imitaties de wereld insturen, waar een filmpje van een man die in een konijnenkostuum over straat hopt meer hits krijgt dan waar een site voor serieuze films ooit van kan dromen. Het domein waar talent er niet meer toe doet, zolang je maar gezien wordt, al is het maar door mee te doen met de trend op YouTube van verveelde sukkels die een opname van zichzelf maken terwijl ze naar een onbenullig filmpje van een ander kijken. Internet is het podium, schrijft Andrew Keen in zijn boek The Cult of the Amateur, waar zelfs mensen die écht helemaal niks kunnen hun geboorterecht opeisen een paar minuten in de schijnwerpers te staan.

Maar hoe meer mensen gezien, begaafd, miljonair of beroemd willen worden, hoe meer die roem of rijkdom nooit zullen vergaren. „We were raised by television to believe that we’d be millionaires and movie gods and rock stars – but we won’t”, zegt vechtersbaas Tyler Durden in Fight Club, een film waarin frustraties over de schaduwzijde van de American Dream een vruchtbare bron blijkt voor een apocalyptische geweldsfantasie.

Die schaduwzijde bestaat uit de verbrijzelde dromen van de niet-succesvollen. In een wereld waarin alleen jijzelf verantwoordelijk bent voor je succes, kan alleen jijzelf worden aangesproken op je falen. En volgens verschillende onderzoekers en hulpverleners veroorzaken de druk om te presteren en het onvermogen om aan de verwachtingen van ouders en de samenleving te voldoen, een toename aan gevoelens van boosheid, inertie en irritatie onder jongeren.

Zo schrijven mentaliteitsonderzoekers Frits Spangenberg en Martijn Lampert in hun boek De grenzeloze generatie (2009) dat in Nederland 41 procent van de jongeren te maken heeft met deze gevoelens als gevolg van de vrije, ambitieuze samenleving waarin zij leven. De realiteit van de American Dream is dat we – ondanks YouTube – echt niet allemaal filmgoden of rocksterren worden. „And we’re learning that fact”, zegt Tyler in Fight Club. „And we’re very, very pissed-off.” 

Dit artikel is geschreven door Reinier Kist en gepubliceerd op 2 december 2010 in de nrc.next. Foto: Flickr

Beloftes en verwachtingen

Ik geloof dat ik er zelf soms een tikje ver in ga. Maar betrouwbaar zijn beschouw ik als een belangrijke eigenschap in het mens zijn. Zowel in vriendschap, de liefde als zakelijk. Kortom wanneer er sprake is van een relatie.

Betrouwbaar zijn gaat over beloftes en het inlossen van beloftes. Nu kun je beloftes maken, maar beloftes ontstaan ook. Soms zelfs zonder dat je daar erg in hebt. De belangrijke vraag is dan niet of je ze maakt, maar hoe je ze maakt.

Het ontstaan van kleine beloftes

Vaak ontstaan beloftes omdat je zelf concrete tijdstippen, aantallen of hoeveelheden noemt. Kortom alles wat meetbaar is. Maar wij mensen praten gelukkig niet de hele dag met elkaar alsof we wetenschappers in een experiment zijn. Kinderen kunnen dat soms heel mooi even wel doen en dan oprecht aan iemand vragen: “Hoeveel houd je van me?”.

Meestal hoef je geen aantallen te noemen. Sommige dingen weet je gelukkig gewoon. Als je zegt: “Ik bel je vanavond”. Dan is dat meestal ergens tussen 18:00 uur en 22:00 uur. En dan mag je in de zomer best om 22:30 uur bellen en in de winter ligt dat weer iets anders omdat het eerder donker is.

Misschien heb je na het lezen van de vorige alinea een ander idee over de tijdstippen, want ik heb een heleboel aannames gedaan. En precies daar zit de crux van het ontstaan van beloftes. Een belofte ontstaat in wat de ander voor waar aanneemt. Dat kan echter iets ander zijn dan wat jij hebt willen overbrengen.

Je kent de volgende situatie vast: Je zegt iets en de ander knikt ja. Je denkt dat je elkaar begrepen hebt en neemt afscheid. Maar wat verwacht die ander nu? Waar laat je de ander nu mee naar huis gaan? Is dat iets dat jij waar kunt maken en wilt maken?

Verifiëren en ondubbelzinnig praten

Er zijn twee simpele manieren waarop je kunt zorgen dat er in jouw hoofd hetzelfde zit, als in het hoofd waar je het gesprek mee voerde.

  1. Vraag voordat je een gesprek of een gedeelte van een gesprek afrond (dit soort momenten herken je vaak aan het feit dat de stilte die valt net even langer duurt dan de ‘normale’ stiltes in het gesprek) wat de ander begrepen heeft.
  2. Spreek niet dubbelzinnig en neem geen dingen aan die dubbelzinnig zijn.
    Stel, iemand geeft op een vraag het volgende antwoord: “Ja, dat lijkt mij ook het beste, omdat de gewenste uitkomst afhangt van het feit dat hij ook het verband heeft aangetoond tussen de relatie onderling.”
    Het is nu verleidelijk om af te gaan op de ja aan het begin van de zin, en aan te nemen dat hij bevestigd heeft. Ja, is tenslotte een bevestiging. Maar heeft deze persoon ook willen bevestigen? Hij was niet ondubbelzinnig en dus is het handig te checken wat hij nu precies bedoeld heeft.

Het dubbelzinnige is er soms ook met het gebruik van ja en nee als antwoord op schijnbaar simpele vragen. Vooral vragen waarin ontkennende vormen zitten, kunnen lekker verwarrend zijn. Als iemand je vraagt: “Wil je dat ook niet?” En jij antwoord: ” Ja!” Heb je dan ingestemd met het niet-willen? Of wil je wel? En als je nee gaf als antwoord, ontken je dan het niet-willen en wil je het dus wel? Of bevestig je juist in je ontkenning het niet te willen? Meestal kun je het gelukkig wel uit de intonatie opmaken, maar ja dat is dan wel weer een aanname…

Een artikel van Jasper Jobse, foto: Dyanna Hyde Flickr