Grenzen

Lang, heel lang geleden, waren er dagen dat er op de wereld alleen dieren waren. Ze voelden elkaar misschien aan, hadden lief of aten elkaar op. Maar praten deden ze niet, en denken zoals wij dat doen waarschijnlijk ook niet. Een olifant was een olifant, een beer een beer, maar niemand noemde het zo. De naam olifant bestond niet eens. Maar de olifant bestond wel en de beer ook.

Miljoenen jaren later zitten de eerste twee mensen onder een boom, Adam en Eva (dat neem ik hier voor het gemak even aan).

Er hangt een lekker appeltje boven hun hoofd, waarvan beweerd wordt dat het schepping flink op zijn kop gaat zetten als ze daar van gaan eten. Dus God gaat ze daar voor behoeden. Als hij ze wil uitleggen dat ze niet van dat lekkers mogen eten, moet dat ding in de boom wel eerst een naam hebben. Dus noemt hij het ding aan de boom een appel en legt aan Adam en Eva uit wat een appel is, en welk stuk dat eraan vastzit, de boom is. Na die uitleg gaat het natuurlijk mis (je moet een groep kinderen ook niet op zak spekjes laten passen) maar daar gaat mijn verhaal niet over.

Adam en Eva overleven het en de wereldbevolking begint te groeien. Er komen meer en meer mensen, en omdat die mensen met elkaar gaan communiceren, krijgen steeds meer dingen een naam. Een boom, een boot, een stoel, rijst. De olifant, de beer. Het dierenrijk wordt ingedeeld in vissen, zoogdieren, reptielen. De wereld in landen. En er komen ook abstracte begrippen zoals liefde, boosheid, goed en fout. Het communiceren gaat zo lekker dat er een enorme drift ontstaat om alles te benoemen.

Om te benoemen moet je onderscheid maken. Je moet de verschillen zien. En dus begint zo ook een zoektocht naar de verschillen tussen alles wat we waarnemen. Zelfs in onze binnenwereld gaan we onze gedachten onderscheiden. We maken onderscheid tussen dromen, fantasieën, verlangens en wensen. Kortom we trekken grenzen, en vergeten stil aan dat het trekken van die grenzen een keuze is. Zolang er niemand een tafel maakt die teveel op een stoel lijkt is er niet veel aan de hand. En wanneer het niet meer werkt dan trekken we gewoon een nieuwe grens. We noemen het mp3 speler in plaats van walkman. En een druk baasje van 6, wordt een kind met ADHD.

We zijn koningen geworden in het trekken van grenzen en onze kinderen wordt het met de paplepel ingegoten. “Nee, Jantje”, zegt de moeder tegen haar zoon, “dat is geen fiets dat is een brommer”. En even later: “Nee, Jantje dat is geen brommer dat is een motor.”

Het trekken van grenzen is zo normaal in ons bestaan dat er grenzen zijn waar we het collectief over eens zijn geworden. Denk bijvoorbeeld aan de grens tussen lichaam en geest.

Het trekken van grenzen beheerst ons denken zo, dat jij en ik bijna niet meer weten dat alles ook één is. We vergeten dat er groot is omdat er klein is. Licht omdat er donker is, oud omdat jong, snel omdat langzaam, dik omdat dun, arm omdat rijk. Ze kunnen niet zonder elkaar bestaan. We vergeten zo dat jij en ik ook een zijn, niet dát we een zijn, we zijn het óók.

Wij kunnen niet samen in een ruimte zijn zonder elkaar te beïnvloeden. We trekken wel grenzen tussen wat jou is en wat mij is, maar onderwijl beïnvloeden we elkaar toch. Daar helpt al dat denken in grenzen geen lieve moer aan.

Het trekken van grenzen is iets dat ons behoorlijk in de weg kan zitten in het zoeken naar geluk. Je hoeft maar een vraag te stellen als: “Voel je dat je een lichaam hebt of voel je dat je een lichaam bent.” En onze hersenpan krijgt het moeilijk. Sommige mensen krijgen wellicht de behoefte om over de vraag zelf te gaan discussiëren, oftewel de grenzen die voor hen gelden opnieuw te gaan onderzoeken of te gaan verdedigen.

Laat ik daar vandaag nu eens geen zin in hebben. Vandaag ben ik één met mijn lezers.

EEN ARTIKEL VAN JASPER JOBSE, Foto:  marina noordegraaf Flickr