Stilstaand water

Op het station staat een stille trein met dichte deuren. In de trein zitten mensen. Wij staan op het perron en kunnen er niet in. Zij kunnen er niet uit. We willen allemaal naar Haarlem. Een treinreis van amper tien minuten. Wat nu dus niet gaat. Want de trein rijdt niet verder als de deuren het niet doen. Logisch lijkt mij. Ik kijk om me heen en wacht.

Wachten is een uitermate interessant fenomeen vind ik. Stilstaand water waarvan de onderwaterwereld even aan het oppervlak verschijnt. Een schijnbare stilstand, want binnen leeft een wereld vol beweging. Wachtend op een treinstation verdwijnt de illusie en komt het troebele water tot rust. Helder wordt het water. En alles wat rennend en vliegend verstopt blijft, wordt opeens zo helder als glas op een station vol wachtende mensen.

Naast me staat een man in een grijze pantalon, met een net-iets-anders grijs jasje. Hij draagt een lichtblauwe blouse en zowaar een aktetas. Ik dacht dat die dingen uit waren. Hij heeft een bril, een rossige baard en kauwt op een broodje. Ik kijk naar hem. Hij kauwt vreemd. Vind ik. Alsof hij haast heeft. Maar de treindeuren gaan niet sneller open als je sneller kauwt, en bovendien lijken we nu alle tijd te hebben. Toch?

Er staat ook een meisje. Met een ouderwetse koptelefoon op die sinds kort weer nieuwerwets zijn. Ze staart naar grauwe tegels op de vloer en beweegt haar hoofd. Haar armen bewegen zachtjes mee en al doet ze alsof ze geen idee heeft wat ze doet, mijn theateroog vertelt dat ze elke millimeter van haar bewegingen linearecta bestuurt met haar hoofd. Ik kijk te lang. Mijn blik kruist het hare. Ik  lach. Of ze terug lacht weet ik niet. Haar mond blijft onbewogen maar haar ogen glinsteren.

Twee jongens met grote tassen hebben het druk. Ze discussiëren over de situatie. De kleinste jongen met de grootste tas hupt van zijn ene been op het andere. Hij kijkt voortdurend om zich heen, terwijl de andere jongen alle deuren van de trein nauwlettend in de gaten houdt. Hij staat rechtop. Zijn wenkbrauwen zijn gefronst. Hij heeft één hand in zijn broekzak. Alsof hij klaar is om een teken te geven waardoor alle deuren zich volgzaam openen. Het werkt niet. Ze blijven potdicht.

Gehaast komt er een mevrouw van middelbare leeftijd aangelopen. Ze is klein en slank. Draagt een rok. Een donkerrood jasje, en een leren handtas. Ook zij heeft een bril. Net als de man met de baard. Rode lippen en korte blonde krullen. De mevrouw heeft haast. Dat is duidelijk. En al staan er ruim honderd mensen op het perron bij de stille trein met dichte deuren, we schijnen transparant te zijn. Want de mevrouw wandelt ons op hoge snelheid voorbij, op weg naar de deuren en de ronde Sesam-Open-U knop aan de rechterkant van de deur. We kijken allemaal verbaasd op. De man met de baard. Het meisje met de koptelefoon. De twee jongens met de grote tas en ik. En ze doet wat we vermoeden. Ze drukt – alsof we op dit stukje aarde nog steeds in een 24uurs economie bewegen – op het knopje. Dan kijkt ze naar de deur. Alsof dat helpt. Er gebeurt niets. Ze drukt nogmaals op de knop. En terwijl wij eerst allen steeds meer bezonken in onze onderwaterwereld, worden we nu plots naar de oppervlakte getrokken. Wie denkt deze mevrouw wel niet wie ze is? Heeft ze ons niet gezien? Ziet ze überhaupt iets?

Even zijn we afgeleid van het probleem dat we hadden omdat we haar nu kunnen bekijken. Haar wedstrijd met de tijd. Met de tijd die niet loopt zoals haar agenda geplant heeft. Met de dingen die niet gaan zoals ze wilde. Het wachten lijkt vergeten. Al staan we nog steeds op een perron met een stille trein en dichte deuren.  Als de mevrouw door heeft dat ze raar doet, kijkt ze schichtig om zich heen, en zoekt een plekje bij een geel bord. De stilte keert terug. En ook de mevrouw belandt in schijnbaar stilstaand water. Al is ze het er niet mee eens.

Wachten op iets – op wat dan ook – leeft alleen in je hoofd. De kosmos kent geen tijd. Je ziel evenmin. Alles is altijd in beweging. Zelfs als we stilstaan. Ook al zien we dat niet altijd zo. En net op het moment dat ik me dat bedenk openen de deuren zich, rent iedereen weer door elkaar heen en is het heldere water weer net zo troebel als even hiervoor.

Een bijdrage van Annette Dölle, Foto: joost van der post Flickr